Verslag #4 - Burgercollectieven: scholen van democratie
Hoofdafbeelding
Dat de commons hip zijn, is voor Tine De Moor geen nieuws. De Moor, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, doet al jaren onderzoek naar burgercollectieven, van Middeleeuwse gilden tot hedendaagse zorgcoöperaties. Ze ziet de aandacht voor ‘haar’ vakgebied groeien. Ook vanavond zit het vol in De Tussenruimte, bij de vierde bijeenkomst in de serie Nieuwe Democratie. Maar zijn de commons inderdaad de democratische graal?
Helemaal niet zo bijzonder
Voordat De Moor aan het woord komt, peilt Bas Mesters, gespreksleider van de avond, eerst wat voor vlees hij in de kuip heeft. Driekwart van de aanwezigen geeft aan bezig te zijn met burgerinitiatieven. Tweederde van het publiek vindt dat wanneer de overheid gaten niet kan dichten, een oplossing gezocht moet worden bij burgers zelf. Kortom: de burger ‘doet het dan zelf wel’.
Die instelling is niet zo nieuw als wel eens wordt gedacht. De Moor verwijst naar gilden en begijnhoven in de Middeleeuwen, óók een vorm van instituties voor collectieve actie – of burgercollectieven, want ‘dat bekt beter’. In de late negentiende, begin twintigste eeuw volgden vakbonden en waterschappen. De term commons triggert vandaag de dag misschien veel mensen, maar, geeft De Moor aan, ‘voor ons historici is het eigenlijk helemaal niet zo bijzonder, als je in perioden van duizend jaar denkt’.
Participatiechaos
De huidige trend waarbij ‘iedereen iets met participatie lijkt te moeten’ zorgt ook voor de nodige ‘participatiechaos’, aldus De Moor. Daarom maakt ze onderscheid tussen de mate van burgerbetrokkenheid. Mogen burgers afvaardigen, meepraten en meedenken, meebeslissen of ook uitvoeren? Daar zitten wezenlijke verschillen tussen.
De Moor richt zich met name op onafhankelijke burgercollectieven. Dat wil zeggen: burgercoöperaties waarbij bewoners hun eigen agenda uitvoeren, los van de overheid. De burgers zijn dan prosumers: zowel producent als consument van het goed dat zij gezamenlijk beheren. Een voorbeeld is een zorgcoöperatie waar ouders zelf zorg inkopen voor hun kind. Of energiecoöperaties waar zelfopgewekte energie wordt afgenomen door de eigen leden.
‘Burgercollectieven hebben een apart governance-model en richten zich op de lange termijn, terwijl burgerinitiatieven ook eenmalig kunnen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van de aanschaf van een bankje in het park. Dat vind ik niet hetzelfde. Het is in ieders belang dat het duidelijk wordt waar we het over hebben als we het hebben over burgercollectieven of commons. Zodat we weten wat werkt en niet werkt. Als alles op één hoop wordt gegooid, dan is dat lastig.’
Wat een collectief weerbaar maakt
Een onafhankelijk burgercollectief is een institutie, benadrukt De Moor. Het heeft specifieke regels die worden opgesteld door de leden, die deze ook volgen. ‘Je beheert samen een bepaald goed of dienst. Maar niemand heeft daar een eigen stukje van. Je kunt aanspraak maken op een bepaalde hoeveelheid, maar je kunt niet zeggen: dit deel is van mij. Het gaat om gebruiksrecht, niet om eigendom.’
Dat wil niet zeggen dat leden geen eigen belang hebben. Commons worden zelden opgericht uit gemeenschapsgevoel, legt De Moor uit. Vaak is het uit nood, omdat voorzieningen verdwijnen of men ontevreden is over de stand van zaken, of uit opportuniteit. Hoe groot de time window is tussen investering en oogsten, verschilt per type collectief. Bij een energiecoöperatie is dat vrij kort: op het moment dat je besluit lid te worden van een energiecoöperatie kun je vrijwel gelijk energie afnemen. Bij een Broodfonds [een collectieve verzekering voor ZZP’ers, red.] is dat anders. Je weet niet of je ziek wordt. Misschien ‘oogst’ je nooit.
Een van de belangrijkste dingen voor een collectief is de betrokkenheid van de leden. Wie zich betrokken voelt, is namelijk minder geneigd om misbruik te maken van het collectief. Dit noemt De Moor equity. Dat maakt ook dat veel Broodfondsen hun ledenaantal beperken tot maximaal vijftig. In een kleine groep kent men elkaar beter en is meer sociale controle. Andere commons straffen niet (direct) voor misbruik, maar wel voor het niet bijwonen van vergaderingen.
Het belang van leiderschap
Een andere vraag is in hoeverre commons in staat zijn inclusief te zijn, en de grenzen van culturen kunnen overbruggen. Bas Mesters interviewde Cheryl Simons daarover. Simons maakt deel uit van schoonmaakcoöperatie Schoongewoon. Zij vertelde dat de coöperatieve gedachte op papier prachtig is, maar saamhorigheid soms een knelpunt blijkt in de praktijk. Dat heeft volgens haar te maken te maken met drie dingen: de dood van de oprichter van Schoongewoon (1), angst voor elkaar, omdat men elkaar en elkaars gebruiken niet goed kent (2) en geen duidelijkheid over de regels van de coöperatie voor nieuwe leden (3).
De Moor haakt hierop in: ‘Wat commons vaak liever niet benoemen, maar wat heel belangrijk is, is leiderschap. Het type leiderschap bepaalt hoe de institutie door alle leden wordt begrepen. Het beïnvloedt ook of en hoe je je onderdeel van de coöperatie blijft voelen. Als die coöperatieve gedachte niet zo vast is, dan is het niet gek om terug te vallen op een ander gevoel.’ Dat kan bijvoorbeeld zijn de saamhorigheid en vertrouwen die bestaat binnen een bepaalde etnische groep. Binnen Schoongewoon bleek de samenwerking in filialen met veel mensen van een zelfde etnische groep nog al eens soepeler te verlopen, als de regels niet duidelijk waren.
Denken voorbij je eigen voordeur
Vanuit de zaal komen er verschillende vragen, vaak over hoe je goed en productief samen met de lokale overheid samenwerkt? Jeroen Boon, vrijwilliger bij de energiecoöperatie Zon der Gaslaan in de Haagse wijk Regentesse Valkenboskwartier, springt daarop in: ‘Ik mis verdere professionalisering. Soms denk ik: ik weet meer dan de gemiddelde ambtenaar bij de gemeente [zaal lacht instemmend]. Ik zeg het gechargeerd, maar er komt zoveel kennis bij kijken.’
Uiteindelijk kwam de discussie op de centrale vraag: Kunnen burgercollectieven bijdragen aan nieuwe democratie? De Moor ziet kansen. ‘Eigenlijk zijn veel collectieven contra-intuïtief. Ze zijn gebaseerd op solidariteit, streven niet naar maximalisatie van het profijt voor elk lid. En mensen zijn bereid hun spaargeld te investeren in een energie- of zorgcoöperatie, terwijl die coöperaties zich toch vaak nog moeten bewijzen. Dat is toch best bijzonder.’
‘Eigenlijk is zo’n onafhankelijk burgercollectief een soort school van democratie’, stelt De Moor. Het leert je rekening houden met het collectief belang, en nadenken over hoe om te gaan met grenzen. Burgercollectieven leren je denken voorbij je eigen voordeur
Lees ook de column die Aukje van Roessel deze avond deelde.
Meer nieuwe democratie?
Op 20 februari gaat Minister van Staat Herman Tjeenk Willink in gesprek met journalist Bas Mesters. Over ondermijning van de democratische rechtsorde door de overheid zelf. Aanmelden kan hieronder!