#6: Europa in drie metaforen
Hoofdafbeelding
De stemmen zijn geteld, de nieuwe EU-parlementariërs bekend. Maar hoe gaat het nu verder met Europa? Het nadenken over wat ons bindt in Europa, mag niet stoppen nu de verkiezingen voorbij zijn. De vraag ‘Wie is wij in Europa?’ blijft een hele relevante. In de Tussenruimte van 21 mei stond deze centraal. Drie metaforen voor Europa kwamen bovendrijven in de discussie. Die zouden een rol moeten spelen in het debat over de verdere democratisering en de toekomst van Europa.
Prof. dr. Paul Dekker van het Sociaal en Cultureel Planbureau hield een presentatie onder de titel Wat willen we van de EU en hoeveel EU-wij willen we? Wat opviel is dat jongeren de EU meer steunen dan ouderen. En dat de steun voor de EU weer terug is op het niveau van voor de crisis van 2008.
Maar dit wil niet zeggen dat de meeste Nederlanders zich echt verbonden voelen met de EU en Europa. Ook in andere landen is dit terughoudende sentiment op te merken. Europa staat voor velen op een afstand en jarenlang hadden maar weinig mensen een duidelijke mening over de EU. Dit begint langzaam te veranderen, aldus Dekker. Er staat meer op het spel: klimaat, migratie, economie. De discussie wordt politieker, en de Europese democratie wordt daarmee geleidelijk ook volwassener. De hogere opkomst en de versplintering van het politieke landschap bij de laatste verkiezingen lijken hier ook een indicator voor.
Met het oog op de toekomst van die Europese democratie en de mate waarin mensen zich ermee verbonden voelen, zijn drie metaforen interessant die tijdens ons debat op 21 mei naar boven kwamen.
#1 Europa als gedwongen huwelijk
Veel mensen zien de EU als iets opgelegds en onvermijdelijks. Het brengt vrede en veiligheid, zo wordt gezegd. Dit blijkt ook uit het korte filmpje dat Stefanie Schuddebeurs presenteerde. Met Buro-EU ging zij de straat op om de meningen over Europa te verzamelen. Paul Dekker zag onze relatie met de EU als een ‘gedwongen huwelijk’, gezien de resultaten van zijn onderzoek. Je wil misschien wel scheiden, maar je doet het niet, omdat de schade en de nadelen ervan te groot zullen zijn (je zit vast aan een hypotheek en je hebt kinderen). Maar zoals dat nu eenmaal gaat als je met tegenzin ergens verplicht onderdeel van blijft: je gaat je er aan ergeren en er op kankeren.
#2 Europa als onzichtbare hand
De helft van de huidige wetgeving in Nederland vloeit direct voort uit wat er besloten wordt op Europees niveau. Tegelijk is het voor velen ondoorzichtig en ongrijpbaar wat er nu precies gebeurt, daar in Brussel. Mendeltje van Keulen, lector Changing Role of Europe, noemde een aantal factoren die dit gevoel onder de Europese bevolking versterken. Een besluit in Europa is het product van vele compromissen. 1) De partijen in de verschillende landen oefenen druk uit op hun EU-parlementariërs om de nationale partijlijn te volgen. 2) De EU-parlementariërs moeten in hun EU-fracties compromissen sluiten met hun partijgenoten uit andere landen. 3) Partijen in het EU-parlement moeten coalities vormen met andere EU-fracties om een meerderheid in het EU-parlement te krijgen. 4) En vervolgens moet de Raad van Europese ministers een oordeel over het wetsvoorstel geven, opnieuw een proces van compromisvorming tussen nationale ministers en/of minister-presidenten.
Europa wordt niet behapbaar en begrijpelijk gemaakt voor het brede publiek.
Het is voor politici al bijna onmogelijk goed in te schatten wanneer en hoe ze invloed kunnen hebben, laat staan voor de kiezers. Daar komt nog bij dat politieke keuzes vaak gepresenteerd worden in vakjargon, en dat mediaredacties vaker kiezen voor het nationale nieuws en de nationale invalshoek dan voor het Europese nieuws. Europa wordt daarmee niet behapbaar en begrijpelijk gemaakt voor het brede publiek. En vaak wordt Europa ook nog eens als de boeman afgeschilderd. Dit leidt ertoe dat maar weinig mensen zich er echt verbonden mee (kunnen) voelen.
#3 Europa als gezichtsloze machine
Zelden kunnen we de politici opnoemen die voor ons in het Europees parlement zitten. Ze staan minder op de voorgrond en komen amper in het nieuws. Zo kennen ook maar weinig mensen de Nederlandse EU-ambassadeurs, Robert de Groot en Ronald van Roeden, die aan het hoofd staan van de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de EU. Wat er precies achter de schermen gebeurt lijkt allerminst helder. Europa wordt veelal ervaren als een anonieme, bureaucratische machine die koudjes richtlijnen voorschrijft aan de nationale regeringen. Dat er veel ‘mensenwerk’ achter schuil gaat, komt nauwelijks in beeld, stelt Van Keulen. Dat je als Europarlementariër veel kan betekenen als je delegaties voorzit of in commissies zit, is minder bekend. ‘We moeten onze Europese vertegenwoordigers niet vragen: Wat vind je van Europa, maar wat ga je er nu precies doen? In welke commissie ga je zitten? Welk rapporteurschap ambieer je?’
In een poging het wij-gevoel in Europa te versterken zullen politici, ambtenaren en media meer oog moeten hebben voor de bovenstaande metaforen en waar die vandaan komen. Nu meer mensen doorkrijgen dat Europa onvermijdelijk is, zal men concreter, opener en transparanter moeten opereren en berichten; aan de hand van voorbeelden uitleggen wat er wordt gedaan in Brussel en Straatsburg, en waarom. En daarbij moet helderder worden gemaakt wat voor effecten dit voor de Europese steden, dorpen en inwoners heeft.
Er is dus nog een lange weg te gaan voordat we ons volmondig en blijmoedig Europeaan zullen noemen.